woensdag, april 24, 2024
HomeOnderwerpenMedia en literatuurIndra Hu-Ramdas brengt ‘Kamal ke phúl’ Sarnami-Nederlands sprookjesboek uit

Indra Hu-Ramdas brengt ‘Kamal ke phúl’ Sarnami-Nederlands sprookjesboek uit

-

Does Travel - naar Suriname

Kamal ke phúl – De Lotusbloem is de nieuwste pennenvrucht van de Surinaamse schrijfster Indra Hu-Ramdas. Het boek is voor de schrijfster een ode aan haar voorouders en andere Brits-Indische contractanten, die naast hun krachten ook hun rijke cultuur en geloof naar Suriname hebben meegenomen.

Hu-Ramdas is als klein meisje en derde generatie nazaat van Brits-Indische contractanten opgegroeid met vele vertellingen over India. Verhalen die door haar overgrootmoeder (Brits-Indische contractarbeider) naar Suriname is meegebracht, en generatie op generatie werden verteld. Van al de vertellingen was ‘Kamal ke phúl’ (de lotusbloem) haar lievelingsverhaal. Dit verhaal brengt ze in haar nieuwe tweetalig sprookjesboek uit.

Kamal ke phúl gaat over een jonge tuinman die voor een onvriendelijke en gemene koningin werkte. Op een dag was ze zo boos op de tuinman, dat ze hem tot een lotusbloem veranderde. De gemene koningin stierf op den duur, maar de tuinman bleef als lotusbloem leven. Zou de tuinman ooit weer mens worden?

“Het verhaal is een sprookje meegenomen door mijn par nani (overgrootmoeder) uit India. Kamal ke phúl vertelde mijn náni (grootmoeder van moederszijde) aan mijn moeder, zij vertelde het op haar beurt aan mij. Ze werden echt gek van mij, omdat ik het steeds wilde horen,” zegt de schrijfster jubelend. “Ik vertelde het ook vaak aan mijn twee zoons, toen ze nog klein waren wanneer ze naar bed gingen, maar dan wel in het Nederlands,” lacht de auteur. In mei 2017 nam ze deel aan het Sarnámi Congres in Suriname en werd door taalkundige Renata de Bies gemotiveerd om ook kinderverhalen in het Sarnámi te schrijven.

“Ik dacht eraan om een van mijn eerder verschenen boeken te vertalen, maar toen kreeg ik een Whatsappvideo te zien waar in Kamal ke phúl in ordinaire bewoordingen werd bezongen. Ik was gewoon witheet dat mijn lievelingsverhaal op deze manier werd beledigd,” zegt Hu-Ramdas. “Op dat moment besliste ik dat ik mijn lievelingsverhaal in mijn moedertaal, het Sarnámi, zou schrijven en het mooie sprookje met iedereen zou delen.”

Hoewel Hu-Ramdas vlot Sarnámi kan spreken, kent ze de juiste schrijfwijze ervoor niet. Het verhaal dat ze kende vertaalde ze toen in het Nederlands op papier. Het verhaal heeft ze een Surinaamse twist gegeven, omdat ze het volledige originele verhaal niet meer kan herinneren. “Ik had het verhaal tot rond mijn tiende gehoord, waarin er ook een lied in is verwerkt. Dat lied zong ik wel vaak, waardoor ik delen van het verhaal nog kon herinneren. Ik besloot van wat ik me nog kon herinneren en eigen fantasie op papier te zetten, zodat het toch niet compleet verloren gaat,” zegt ze. “In het verhaal heb ik ook Surinaamse elementen zoals de Surinaamse spelletjes ‘elle’, ‘dyompo futu’ en de waterlelies in de kanaal van Nieuw Nickerie meegenomen om het verhaal voor iedere Surinamer herkenbaar te maken.”

Het in Nederlands geschreven verhaal werd in een later stadium door Atma Jagbandan en Radjen Baldew in het Sarnámi vertaald. Nadat het verhaal in de twee talen op schrift was vastgelegd, was het uitgeven een grote uitdaging. Ze wilde het verhaal in een A-4 boek formaat, omdat het om een sprookje gaat en ze graag dat sprookjes gevoel wilde geven aan haar lezers. Om het boek uit te geven had ze iets meer dan tienduizend Amerikaanse dollars nodig voor duizend exemplaren. Eind 2017 besloot ze toen de uitgave hiervan even te parkeren en intussen naar mogelijkheden te kijken.

“Ik gooide mijn wens in het universum dat er een goed moment zou aanbreken om het boek te publiceren,” zegt Hu-Ramdas die erg spiritueel bewust is. Dat moment is na zes jaar aangebroken bij de herdenking van 150 jaar Hindostaanse immigratie. Toen ze hoorde dat er een Commissie voor de herdenking van 150 jaar Hindostaanse immigratie en Nationale Commissie Jubileumjaar 2023 door de overheid werd ingesteld, heeft ze die benaderd voor ondersteuning. “Tot mijn blijde verrassing kreeg ik van de Nationale Commissie Jubileumjaar 2023 de mededeling dat zij voor een derde deel het boekproject ging sponsoren.”

Voor het resterend deel vond ze ondersteuning bij Assuria NV, 19-Trading, Maurits Brahim en de Stichting Rupsje Regenboog waar de schrijfster al haar boeken uitbrengt. Vanwege de donaties heeft het project een sociaal karakter gekregen. Een deel van de boeken zal kosteloos op de basisscholen landelijk verdeeld worden.

Het boek heeft 36 pagina’s en is geïllustreerd met prachtige kleurrijke tekeningen van Jurmen Kadosoe. De Sarnámi woorden heeft ze zodanig geschreven dat de lezer in de Nederlandse vertaling herkend waar het over gaat. Ondanks dat de schrijfster goed Sarnámi spreekt, zijn er toch nog steeds woorden die ze iedere keer bijleert. Zoals het woord mali, dat voor tuinman staat. Zelf kende ze de Sarnámi vertaling voor tuinman niet. “Ik vind mijn moedertaal prachtig, zo ook van de andere groepen in Suriname. Onze moedertaal is de basis waar we mee zijn opgegroeid. Ik ben er trots op. Ik koester het en daarom wil ik die promoten,” meent de schrijfster.

Hu-Ramdas vindt het ook belangrijk om elkaars taal te leren kennen. “Op die manier kunnen we elkaar (meer) gaan waarderen, respecteren en de eenheid van Suriname, die we zo wensen, realiseren”, benadrukt Hu-Ramdas. Het boek is daarom voor elke Surinamer. “Het is een gemakkelijke manier om Sarnámi te leren spreken en schrijven en tegelijkertijd te genieten ervan.”

“Ik dank mijn náni Radjpati Gopal – Bhaggoe (4 oktober 1928 – 10 juli 1997), de eerste generatie nakomeling. Zonder haar zou ik dit verhaal nooit hebben gekend,” meent de auteur.

Voor de schrijfster is het haar 24ste boek en 30ste werk, want behalve boeken, brengt ze ook audio-en videoboeken uit. Het verhaal is ook haar eerste sprookjesverhaal. “Ik ben opgegroeid met sprookjes; ik ben gek op sprookjes; nee, ik leef in een wereld vol sprookjes, maar de realiteit verlies ik niet uit het oog,’ zegt de schrijfster lachend.

De herdenking van 150 jaar Hindostaanse immigratie ziet ze als een zegen. “Het universum leidt ons waar we moeten gaan zonder dat we het beseffen. Ik ben zelf een “devotee” van het universum. We zijn gezegend om in Suriname te zijn. Ik zou nergens anders willen zijn. Ik ben mijn voorouders zeer dankbaar dat zij naar Suriname zijn gekomen. Moeilijke fases hebben ook zij gekend, maar zij hebben het nooit opgegeven en geloofden altijd in hun eigen kunnen; zo ik ook,” zegt de schrijfster krachtig.

De aankondiging en korte presentatie van het boek heeft op vrijdag 2 juni in de Anthony Nesty Sporthal plaatsgevonden tijdens de Ápravasi Milan. De uitgebreide presentatie vindt plaats in Tori Oso op woensdag 14 juni, tijdens de maandelijkse Schrijversgroep ’77 bijeenkomst.

opening
Fernandes Express
Caribbean Night

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Vul alstublieft uw commentaar in!
Vul hier uw naam in

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

LAATSTE BERICHTEN:
TOP SITES