vrijdag, maart 29, 2024
HomeFotoTheaterstuk over de slavernij in Suriname en Curaçao

Theaterstuk over de slavernij in Suriname en Curaçao

-

Does Travel - naar Suriname

AMSTERDAM, 10 okt – Op vrijdag 19 oktober is de voorstelling ‘1862 Plantage Strubbelingen’, van theatermaker en scriptschrijver Anita Plowell, te zien bij Podium Mozaïek in Amsterdam. Vooraf is er een college Gedeelde Geschiedenis Kolonialisme & Slavernij door historicus Frank Dragtenstein. In 1862 Plantage Strubbelingen staan de levens van de bewoners van een plantage in Suriname centraal. Hoe gaan zij om met het naderend einde van de slavernij, en de komst van het Staatstoezicht?

Een aangrijpende voorstelling over de verschillende levens van de bewoners van een Surinaamse plantage in het jaar voor de afschaffi ng van de slavernij. Van tot slaaf gemaakten en slavenhouders. Een periode van blijdschap én onzekerheid. Zo was je bijvoorbeeld als tot slaaf gemaakte pas echt vrij als je je tot het christendom bekeerde. Er breekt een periode aan van onrust met opstanden op verschillende plantages.

Na afloop van de voorstelling is er een nagesprek met de makers en Frank Dragtenstein

Auteur: Anita Plowell | Regisseur: Maikel van Hetten | Muziek: Glenn Sno | Acteurs: John Oldenstam, Helen Mijnals, Maikel van Hetten, Astrid Vreden, Serina Sankes, Reguilo Kearsenhout, Melita Labort, Leroy Sankes, Carmelita Zaalblok en Gregory Elschot.

opening
Fernandes Express
KASSAV LIVE in Rotterdam

14 REACTIES
  1. Het is een mega schande, zeer hypocriet en een onvergeeflijke belediging voor het slavernij gebeuren, dat religieuze zwarten een theaterstuk opvoeren over slavernij terwijl dezelfde blanke religie die ze aanbidden hun voorouders in slavernij heeft gedompeld en hebberige mensen hebben aangezet tot uitroeiing dan wel uitbuiting en discriminatie van hun soort.

    Derhalve behelst deze slavernij opvoering een kakofonie theaterstuk welke voorgedragen wordt door voorouderlijke verraders en is aldus van nul en generlei waarde. De huidige generatie voorouderlijke verraders daar in Suriname en Curacao zijn feitelijk degenen die na de afschaffing van de slavernij ondanks hun academische scholing op zijn gegaan in geloofsleren der kolonialisten. Zij hebben het euro-imperialisme en het religieus-imperialisme bewust helpen afronden door het onderdrukkingssysteem van de V.O.C. en de Katholieke kerk daadkrachtig te ondersteunen en nu nog bewust ondersteunen om er zelf beter van te worden.

    Ook hebben zij, in vereniging met de kolonialisten, door de eeuwen heen mensenrechtenschendingen, geestelijke en sociale ontwrichtingen en velerlei idioteriëen teweeggebracht ten nadele van hun eigen soortgenoten in het land waar hun voorouders vroeger gedwongen te werk werden gesteld, naar willekeur gruwelijk mishandeld en gemassacreerd als rechteloze wezens.

    En God (dit is de kwaadaardige religieuze mensheid) stond vooraan in de rij en keek zonder gewetenswroeging naar de menselijke ellende en stak geen vinger uit om de smeekbeden van het zwarte volk te honoreren. En nu proberen een paar ongelovige nietsnutten het slavernij verleden uit te buiten om interessant te doen, terwijl hun eigen Afrikaanse broeders de eertijdse blanke gemeenschap en andere de gelegenheid hebben gegeven tot slavernij en hun zwarte broeders ontvoerd van hun dorp om ze vervolgens als vee te verkopen aan overzeese slavenhandelaren voor eigen gewin? Dus mensen rot op met jullie misplaatste theaterstuk!!! http://www.debijbelzegt.nl/slavernij.htm


    Maak melding
  2. Heel mooi dat er een theater stuk wordt gemaakt. We hoeven niet in een slachtoffer rol te gaan zitten want daarmee schieten we niks op. Maar de geschiedenis mag nooit vergeten of verdoezeld worden.


    Maak melding
  3. Bewustwording en alertheid zijn onmisbare ingrediënten.
    Hoe beter men zich van de geschiedenis op de hoogte is, hoe beter men zich kan richten op de toekomst.
    De geschiedenis is de socialisatie van honderdduizenden en miljoenen individuen.


    Maak melding
  4. @ Django: Je staat tegen de verkeerde boom te blaffen. Als de Europeanen niet hadden meegedaan aan de slavernij dan waren ze nooit tot het besef gekomen dat het verkeerd was en zou vandaag de dag in Afrika nog volop in slaven gehandeld worden.
    Je zet je af tegen de christelijke God, die niet bestaat, en verwijt hem niet ingegrepen te hebben. Een beetje onnozel om ingrijpen te verwachten van iemand die niet bestaat nietwaar?
    Kijk ook eens naar de islam. Volgens de koran mogen ongelovigen, niet moslims dus, gewoon als slaven gehouden worden en sommigen handelen daar ook naar. De bijna verdwenen Islamitische Staat, IS, is daar een pregnant voorbeeld van, maar recent was nog in het nieuws hoe in Libië in slaven werd gehandeld en dat is niet het enige.

    In ieder geval ben je op de goede weg te erkennen dat het ook Afrikanen waren die zich schuldig hebben gemaakt aan de slavernij.
    Er is wel meer onrecht in de wereld en het zijn lang niet alleen de zwarte Afrikanen die slachtoffer zijn.
    Veel moslims zijn fanatieker geworden in het geloof. Waarom? Omdat ze niets anders hebben om trots op te zijn. Is misschien voor de zwarten de slavernij het enige wat ze hebben als moreel chantagemiddel naar de blanken om wat te bereiken omdat ze niets anders hebben?

    Bewustwording is één ding, maar we weten het zo langzamerhand wel. Wordt het geen tijd nu de fysieke bevrijding al zo lang geleden is om zich nu ook eens mentaal vrij te maken en gewoon mee te doen met de rest van de samenleving om wat van het leven te maken? De slachtoffers zijn dood en ook de daders liggen al lang op het kerkhof. In de Amerika´s wordt niet meer in slaven gehandeld en in Europa ook niet.


    Maak melding
  5. Ieder mens heeft genoeg om trots op te zijn. Successen, fiasco’s en dat vormt je tot mens. Er is wel sprake van globalisering, maar mensen zijn nog steeds in hokjes opgedeeld ondanks nieuwe inzichten hoe het ook anders kan.

    De Koran is vergelijkbaar met het Eerste Testament. Precies dezelfde toepassingen werden er gehanteerd. Gelukkig was er een snuggere figuur genaamd Jezus die inzag dat het fout ging met de mens. Vandaar het Tweede Testament oftewel het Nieuwe Testament. Daarin wordt vooral benadrukt het elkaar kunnen vergeven en helpen. Een flagrant verschil ten opzichte van het Oude Testament dat vaak refereerde naar straf.

    Waar de gemiddelde mens verleid wordt tot het nastreven van succes, zal het ook er voor zorgen dat het uiteindelijk een fiasco wordt. Waarom? Omdat we niet willen delen. Wij willen zo graag ons onderscheiden van elkaar. Ik ben rijk, jij hebt niks. Ik heb een groot huis, jij lekker niet. Ik rijd een BMW, jij een kevertje. Zolang we dit soort dingen niet door hebben, zolang zullen we in een vicieus cirkel draaien als een hamster op een tredmolen.


    Maak melding
  6. Zucht. Alweer over slavernijverleden.
    Wanneer laat men dit onderwerp een keer rusten?
    Su moet naar de toekomst kijken en vooruit zien te komen. Het verleden is geweest en kan niet meer veranderd worden.


    Maak melding
  7. Hoe bedoel je zucht. Zie je die Nederlanders je ’t onderwerp van de tweede wereldoorlog rusten. Nee het word elk jaar groots herdacht. Hoezo moeten wij het verleden vergeten. Het kan niet veranderd worden, maar onze voorouders moeten zeer zeker wel herdacht worden. Op welke manier dan ook.


    Maak melding
  8. Iets minder energie stoppen in je verleden en wat meer in je toekomst…..dat werkt een stuk efficiënter.

    Dat eeuwig blijven hangen in je slavernij verleden is zoooo contra-productief.

    Kom eens uit die slachtofferrol,


    Maak melding
  9. Ik heb wel een vraag: waarom mochten de witte slavenhandelaars wel geld verdienen aan de slavenhandel en de zwarten, die oorlog moesten voeren om andere zwarten te onderwerpen om als slaaf te verkopen, niet.
    Geld verdienen hebben de zwarten toch van de witten geleerd.

    Een stukje geschiedenis

    Begin van deze Historische Ellende

    Slavernij Suriname en Antillen
    05 augustus 2013 [412] Olivier Keun
    De Drentse predikant Johan Picardt (1600-1670) vatte doorgaans in zijn preken de tijdgeest goed samen. Hij rechtvaardigde slavernij op bijbelse gronden. Picardt hield zijn gehoor voor dat de Afrikaanse slaven nakomelingen waren van Cham, de in de bijbel tot knechtschap veroordeelde zoon van Noach. De negers waren ‘zo inferieur en zo indolent van aard’, dat ze volgens Picardt ‘alleen door fysiek geweld tot arbeid aangezet konden worden en pas onder een hard slavenregime tot zelfontplooiing komen’.
    Mede door deze bijbelse rechtvaardiging konden de Hollandse en Zeeuwse kapiteins en kooplieden zich zonder gewetenswroeging met de slavenhandel gaan bezighouden. Dit deden ze vol overgave. In de geschiedenis van de Nederlandse betrokkenheid bij de trans-Atlantische slavenhandel speelt de op 3 juni 1621 opgerichte West-Indische Compagnie (WIC) een belangrijke rol. Deze handelsonderneming kreeg van de Staten-Generaal het alleenrecht op de handel in het Atlantische gebied. Het werkterrein van de WIC omvatte niet alleen Amerika, maar ook de westkust van Afrika. De WIC kreeg van het hoogste gezagsorgaan in de Republiek het recht om bondgenootschappen te sluiten, forten te bouwen, gouverneurs, rechters en andere ambtenaren aan te stellen, garnizoenen en vlooteenheden te onderhouden en zelfs om gebieden te koloniseren.
    Omdat de Republiek in de beginjaren van het bestaan van de WIC nog volop in oorlog met Spanje en Portugal was (van 1580 tot 1640 in een personele unie verbonden), had het tegenwerken van deze landen in Amerika een hoge prioriteit. Met toestemming van de Staten-Generaal werden in 1630 delen van het noordoosten van Brazilië op de Portugezen veroverd. Dit gebied werd Nieuw Holland genoemd. De Portugezen exploiteerden daar een groot aantal suikerplantages, bewerkt door vooral Angolese slaven. De WIC nam de werkwijze van de Portugezen over en hield zich sindsdien actief met de slavenhandel bezig. In 1637 werd aan de Goudkust (het huidige Ghana) het fort Elmina veroverd. Vanuit dit steunpunt werden grote aantallen Afrikanen naar de overzijde van de Atlantische Oceaan getransporteerd.
    Kwetsbare handelswaar
    Zodra de kapitein ongeveer het aantal slaven had ingekocht dat in zijn instructies stond vermeld, wachtte hem een volgende lastige klus. Hij moest zorgen dat er voldoende voedsel en water aan boord was om zijn levende handelswaar na de gemiddeld twee maanden durende oversteek in zo goed mogelijke gezondheid aan land te kunnen brengen. Weliswaar waren voor het vertrek uit de Hollandse en Zeeuwse havens al een flinke partij gezouten vlees en gedroogde bonen aan boord gebracht, maar de meeste kapiteins vonden het raadzaam om de slaven óók het hen vertrouwde eten uit eigen land voor te schotelen. Dit verhoogde, zo was hun redenering, hun overlevingskansen. Ondanks de ongetwijfeld goede zorgen van de kapitein, de scheepsarts en de rest van de bemanning – immers: hoe meer slaven er tijdens de oversteek stierven, hoe kleiner de kans dat de reis met winst kon worden afgesloten – overleefde een flink deel van de slaven het verblijf in het kleine en stinkende slavenruim niet. Ook in het midden van de 18 de eeuw, toen de Europeanen al een paar eeuwen ervaring met de trans-Atlantische slavenhandel hadden opgedaan, was de sterfte nog altijd hoog. De Beschutter vertrok in juli 1738 uit de Republiek en nam in fort Elmina 809 gevangen Afrikanen aan boord. Hiervan werden er op 14 februari 1739 in totaal 740 levend in Paramaribo afgeleverd. De Jonge Daniel was ruim drie weken eerder in opdracht van de kamer Zeeland van de WIC vertrokken. In Elmina werden 500 slaven ingescheept, waarvan er 416 in Berbice (in het huidige Brits-Guyana) aankwamen. Deze cijfers zijn representatief voor de gehele periode van de trans-Atlantische slavenhandel. Door de harde, onmenselijke omstandigheden aan boord, ziektes en (soms) ondervoeding stierf gedurende de overtocht gemiddeld tussen de 10 en 25 procent van de slaven (met een sporadische uitschieter naar boven).

    Noot van de schrijver: in Suriname aangekomen werd onder de slaven bij het opvaren van de Surinamerivier de laatste medische controle uitgevoerd op de slaven. Alle slaven die het predicaat opgelegd kregen: onverkoopbaar werden ter plekke in de Surinamerivier ter verdrinking gegooid. Dit staat in geen enkel geschiedenisboek of historisch geschrift vermeld. Wij zijn intussen op de hoogte hiervan omdat dit oraal is doorgegeven van generatie op generatie. Toch zit er zeker een kern van waarheid in deze overlevering. Jaarlijks, wanneer op 1 juli de emancipatie in Suriname wordt gevierd, gaat een vereniging van de nakomelingen van de verdronkenen naar deze plek in de Surinamerivier om plengoffers te brengen en om hun voorouders te vereren.

    De Sociëteit van Suriname
    Na het verlies van Nieuw Holland (in 1654) stond de slavenhandel tijdelijk op een laag pitje. De betrokkenheid van de Republiek bij de slavenhandel kwam vanaf de Tweede Engels-Nederlandse Oorlog (1665-1667) in een stroomversnelling. Tijdens deze oorlog besloot de kamer Zeeland van de WIC om een vloot uit te rusten om Engelse bezittingen in Amerika te veroveren. Deze vloot, die onder het commando van Abraham Crijnssen stond, veroverde in februari 1667 Suriname, dat tot dat moment in Engelse handen was. Een half jaar later, bij de Vrede van Breda, legden de Engelsen zich bij het verlies van dit gebied neer (zoals ook de Republiek van zijn kant het verlies van Nieuw-Amsterdam – het huidige New York – als een voldongen feit moest accepteren).
    Tijdens de eerste jaren bleek hoe lastig het voor de Zeeuwen was om in dit gebied een goed bestuur te vestigen. Al in 1675 werd Suriname te koop aangeboden aan stadhouder Willem III. Deze had daar geen belangstelling voor. Daarna kwam de WIC als koper in beeld. Het waren vooral de Amsterdamse kooplieden die hier grote mogelijkheden zagen. Na lange en moeizame onderhandelingen werd in 1683 overeenstemming bereikt over de oprichting van de Sociëteit van Suriname. Hierin waren drie partijen vertegenwoordigd: de WIC, de stad Amsterdam en de familie van Aerssen van Sommelsdijck (die de naam had de meest vermogende familie in de Republiek te zijn). Deze Sociëteit hield zich voortaan met het bestuur van Suriname bezig.
    Het was voor alle betrokkenen meteen duidelijk wie op de Surinaamse plantages tewerkgesteld zouden moeten worden. ‘Dat dewijle de gemelte Colonie niet wel kan worden voortgeset, dan door middel van Swarte Slaven ofte Negros’. Na een aanloopperiode van drie jaar nam de WIC de verplichting op zich om ‘aen de geseyde Colonie jaerlijck te leveren sodanigen aental slaven, als aldaer sullen wesen gerequireert’. In de praktijk was van een geordende exploitatie geen sprake. De WIC slaagde er niet in om voldoende slaven naar Suriname te verschepen en de plantage-eigenaren bleven voortdurend in gebreke om aan hun financiële verplichtingen te voldoen. Zo raakten de betrokkenen al snel in een vicieuze cirkel verstrikt. Een halve eeuw later hakte het bestuur van de WIC de knoop door: zij gaf haar monopoliepositie met betrekking tot de slavenhandel op en besloot voortaan aan de goud- en ivoorhandel de voorrang te verlenen. In verschillende in Holland verschijnende couranten werden oproepen geplaatst met de mededeling dat belangstellenden ‘die geneegen mogten sijn negros slaaven van de kusten van Africa over te voeren in de colonie van Suriname’ zich bij de secretaris van de Sociëteit van Suriname moesten melden. Na het vrijgeven van de slavenhandel verviervoudigde de aanvoer van slaven naar Suriname.

    Loyale slaven
    Historici en antropologen die zich intensief met het slavernijsysteem in het Caribisch gebied en in Suriname hebben beziggehouden, vroegen zich regelmatig verwonderd af hoe het mogelijk was dat een relatief kleine groep blanken een grote groep slaven in bedwang en aan het werk kon houden. Zij komen althans tot de conclusie dat er betrekkelijk weinig verzet en opstanden in de Nederlandse plantagekoloniën voorkwamen. De Leidse historicus P.C. Emmer voert drie factoren ter verklaring van de grote loyaliteit van de slaven aan het slavensysteem aan.
    Op de eerste plaats pasten veel plantagedirecteuren het ‘verdeel en heers principe’ toe. Op hun plantages bestond een hiërarchische beroepsstructuur. Hierdoor konden sommige slaven een betere positie verwerven dan andere. Een veldarbeider kon – bij goed gedrag of aantoonbare bijzondere kwaliteiten – opklimmen tot ambachtsslaaf en een veldarbeidster kon huisslavin worden. Anderen werden bevorderd tot onderopzichter. De arbeid van een ambachtsslaaf of een onderopzichter was relatief minder inspannend dan de eigenlijke veldarbeid onder de brandende zon, terwijl de beloning hoger was (zoals meer kleding en een betere huisvesting).
    Ten tweede: de scherpste kanten van het zeer strak gereglementeerde werkritme werden er al snel van afgeslepen. Na enige tijd mochten de slaven een deel van hun tijd naar eigen inzicht invullen. De vrije zaterdagmiddag en de vrije zondag behoorden weldra tot de verworven rechten. In veel gevallen kregen de slaven de beschikking over een eigen tuintje, waar ze groenten voor eigen gebruik of voor de vrije verkoop verbouwden. Buiten de oogsttijd werd er van zonsopgang tot een uur of drie in de middag gewerkt. Alleen tijdens de drukste perioden werd tot zonsondergang doorgewerkt. Het lijkt erop dat een boer of ambachtsman in de Republiek gemiddeld minstens net zulke lange werkdagen maakte als de slaven in Suriname.
    Op de derde plaats laten gedetailleerde studies zien dat de meeste planters zich niet bemoeiden met het culturele en religieuze leven van de slaven. Hierdoor hielden bepaalde uit Afrika meegebrachte rituelen en gebruiken lang stand (sommige tot de dag van vandaag). Doordat veel slaven dus in twee werelden leefden, was het mogelijk om – in de woorden van P.C. Emmer – ‘nederlagen in de ene wereld, zoals bestraffing en onenigheid met plantageopzichters, te compenseren door overwinningen in de andere wereld, zoals bewondering voor geneeskundige gaven, amoureuze successen of commerciële handigheid bij de in- en verkoop van “slavengoederen” zoals groenten, kleding en gebruiksvoorwerpen’.
    Zo geformuleerd, lijkt een slavenhoudersplantage sterk op één van de vele hiërarchische organisaties in de Republiek waar grote groepen geregeerd werden door weinigen (zoals het leger, de marine of de handelsvloot). Wellicht zit er om deze reden in Nederland een verschil van een halve eeuw tussen de afschaffing van de mensonterende slavenhandel (in 1814) en het definitieve einde van de slavernij. Pas op 1 juli 1863 – dertig jaar later dan in de naburige Britse koloniën – werd in Suriname en op de Nederlandse Antillen aan alle inwoners de vrijheid verleend.
    De Nederlandse regering betaalde een schadeloosstelling van 300 gulden per slaaf. Dat dit bedrag in de zakken van de plantage-eigenaar verdween en niet als genoegdoening aan de vrijgekomen slaaf werd uitgekeerd, maakt duidelijk dat de echo van de preken van Johann Pickardt zelfs twee eeuwen later nog luid hoorbaar was.
    (Cor van der Heijden)

    Ik ben het volstrekt niet eens met deze man. Er waren wel degelijk slavenopstanden in Suriname. De meest bekende is de opstand aan de Tempatikreek, die tot een jarenlange oorlog heeft geleid. Pas op 10 oktober 176 gelukte het de witte elite om vrede te sluiten met deze opstandelingen. Toen begonnen Baron, Boni en Jolie Coeur met hun oorlog tegen de slavenhouders en het daarmede gepaard gaande aflopen (beroven en plunderen) van plantages. Als ik u vraagt welke de langste oorlog was die Nederland heeft gevoerd zal uw antwoord zeker zijn de 80 jarige oorlog tegen de Spanjaarden.
    Fout: de langste oorlog die Nederland heeft gevoerd is de landoorlog tegen de opstandige Marrons. Deze heeft in totaal langer dan 100 jaar geduurd. Ja ik weet het: de critici zullen zeggen dat dit geen officiële oorlog was maar een Surinaamse binnenlandse aangelegenheid, net als wat zij over de slavernij zeggen: Nederland heeft nooit aan slavernij gedaan, want dat was een Surinaamse binnenlandse aangelegenheid. Ik ben van mening dat de heer P.C. Emmer de historische feiten aan het verdraaien is. En door deze vervalsingen van onze historie is onder de Surinamers een enorme behoefte ontstaan om zelf een duik te nemen in hun eigen historie..

    Lees het complete artikel, met illustraties, in de nieuwste G-Geschiedenis, nu overal te koop!

    N.B. Dit stuk is door witten geschreven. Ik heb alleen wat commentaar gegeven. Sorry voor de lengte, maar het is zeer interessangt.


    Maak melding
  10. Iets minder energie stoppen in je verleden en wat meer in je toekomst…..dat werkt een stuk efficiënter.maar wel eerst alle oranje boeven van de VHP ,die OW en V, hebben leeggeroofd achter slot en grendel gooien,die van de NPS ook niet vergeten.dan is het volk tevreden !


    Maak melding
  11. Jammer John dat je blik niet wat wijder is dan Suriname en je belangstelling niet verder teruggaat dan de 17e eeuw. Dan zou je er achter komen dat er geen volk is dat niet ooit aan slavernij heeft gedaan en dat er geen volk is dat nooit onder slavernij heeft geleden.
    Misschien zou je ook eens naar het heden moeten kijken, dan zou je zien dat slavernij tegenwoordig anders georganiseerd is. Voor slaven moest je de rest van hun leven zorgen, maar voor goedkope contractarbeiders, zoals in ze bijvoorbeeld in de golfstaten met honderdduizenden werken, hoeft dat niet. Als je ze niet meer nodig hebt, ze niet hard genoeg werken, of als ze ziek worden stuur je ze weg, veel goedkoper.
    Maar goed je bent een rancuneus type en hebt een hekel aan Nederland, dus als je denkt dat je gelukkig wordt van het zoeken naar stokken om de witte man te slaan, ga je gang. Voorlopig heb ik niet het gevoel dat er veel zon in je leven is.


    Maak melding

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Vul alstublieft uw commentaar in!
Vul hier uw naam in

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

LAATSTE BERICHTEN:
TOP SITES